vz (voorzetsel)

Een voorzetsel geeft aan hoe verschillende zinsdelen zich tot elkaar verhouden. Meestal drukken voorzetsels een locatie uit. Na een voorzetsel staat een zelfstandig naamwoord:

Mi de na mi mama. 'Ik ben bij mijn moeder.'
Mi go nanga mi brada na foto. 'Ik ging met mijn broer naar de stad.'
A dagu didon ondro a tafra. 'De hond ligt onder de tafel.'
Esde mi rey psa yu oso. 'Gisteren ben ik langs je huis gereden.'
A bon sey a oso. 'De boom naast het huis.'